Wettelijk kader voor noodaansluitingen

Het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 legt de regels vast over het lozen van bedrijfsafvalwater op een openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie. Bedrijven mogen in principe hun afvalwater lozen op een een zuiveringsinstallatie van Aquafin, op voorwaarde dat dit geen aanleiding geeft tot een minder goed functioneren van de installatie of het rioleringsstelsel.

Als uit de beoordeling blijkt dat afvalwater afkomstig van de noodlozing potentieel verwerkbaar is op een rioolwaterzuiveringsinstallatie, wordt in de vergunning van de exploitant als bijzondere voorwaarde opgelegd dat een saneringscontract gesloten wordt.

Vereisten en procedure noodlozing

Een noodlozing vindt plaats ten gevolge van een calamiteit, een totaal onvoorzienbare en onvermijdbare gebeurtenis. Het  verschil met een tijdelijke lozing is dat een noodlozing gebeurt door overmacht.


De noodaansluiting moet voorzien van volgende randvoorzieningen:

  • bewaking: een verzegelbare afsluiter;
  • verzegeling door de toezichthouder, bevoegd voor milieuhandhaving;
  • automatische registratie van het debiet en van start- en eindtijdstip van de lozing via de noodaansluiting;

De realisatie van de noodaansluiting met de randvoorzieningen gebeurt door en op kosten van de exploitant.
Voorafgaand aan de noodlozing meldt de exploitant zowel aan de toezichthouder bevoegd voor milieuhandhaving als aan Aquafin telefonisch minstens het volgende:

  1. het adres en de contactgegevens van de exploitant;
  2. de datum en het tijdstip waarop de noodlozing start;
  3. een indicatie van de vermoedelijke duur van de noodlozing;
  4. de locatie van het noodlozingspunt;
  5. een beschrijving van de oorsprong, de samenstelling en het debiet van het afvalwater dat geloosd zal worden.

Binnen vierentwintig uur na de telefonische melding verstuurt de exploitant een kennisgeving van punten 1 tot en met 5, samen met de oorzaak van de calamiteit en de voorlopige maatregelen die door de exploitant genomen worden zowel aan de toezichthouder, bevoegd voor milieuhandhaving, als aan Aquafin.


De exploitant zal de noodlozing beëindigen wanneer Aquafin hierom vraagt, in het geval het afvalwater afkomstig uit de noodlozing niet kan verwerkt worden zonder een minimale werking van de openbare riolering en de openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie te garanderen.


De duur van het gebruik van de noodaansluiting is beperkt tot de tijd die de exploitant nodig heeft voor het nemen van de ecologisch en economisch verantwoorde maatregelen zodat het afvalwater terug in overeenstemming met de lozingsvoorwaarden kan geloosd worden.


De exploitant zorgt gedurende het gebruik van de noodaansluiting voor:

  • de registratie van de gebruiksduur van de noodaansluiting in uren.
  • de registratie van het via de noodaansluiting geloosde afvalwaterdebiet tijdens de gebruiksduur van de noodaansluiting.  

De exploitant neemt een representatief schepmonster, minstens op de volgende tijdstippen:

  • bij het begin van de noodlozing
  • na één dag
  • na drie dagen
  • na zeven dagen vanaf het begin van de noodlozing.

De exploitant meldt aan de VMM via noodaansluitingen@vmm.be het tijdstip van monstername minstens 24 uur voor elke monstername die plaatsvindt na het begin van de noodlozing.

Als de noodlozing langer duurt dan 7 dagen, wordt aanvullend wekelijks een representatief schepmonster genomen.

Aquafin rekent de integrale verwerkingskost door aan de exploitant, die bestaat uit

  1. een vergoeding voor de sanering van het geloosde bedrijfsafvalwater
  2. extra werkuren
  3. extra werken  

Bij een correcte afhandeling verkrijgt de exploitant vrijstelling van heffing voor de periode van noodlozing.  In alle andere gevallen wordt een aangepaste heffing aangerekend op basis van omzettingscoëfficiënten voor periode noodlozing.